‘Boer ben je zeven dagen in de week. Koeien moeten iedere dag eten en gemolken worden. Het overige werk kan je nog wel enigszins plannen. Al hoor ik van andere boeren dat meer dan een paar weken vooruit plannen onmogelijk is. Natuurlijk weet je welk werk er per seizoen moet gebeuren, maar wanneer je dat precies kan doen, dat ligt aan het weer.

Het weer en dieren, twee dingen die zich lastig laten inplannen. Als een koe kalft, gebeurt dit dikwijls ’s nachts. Of nadat je bent omgekleed en vlak voordat je wat leuks wil gaan doen in de stad. Het hoort erbij, je kan er moeilijk kribbig om worden.

Ook het weer bepaalt je planning, of eigenlijk je vermogen om van je planning af te wijken zonder dat het dagelijkse werk in de soep loopt. Met het natte voorjaar konden we pas laat de koeien naar buiten doen. Een gevolg daarvan is dat ze meer van de wintervoorraad opmaken. In mei en juni hebben we goed kunnen weiden en maaien – rekening houdend met het late broedseizoen van de weidevogels. Drukke maanden, met veel werk en lange dagen.

Nu lopen we tegen een andere uitdaging aan: het gebrek aan regen. Een boer is als een van de weinigen in de zomer blij met een goeie regenbui. Dat betekent namelijk vocht voor het gras om te groeien. Nu is het al weken droog en groeit er niks, ons land ligt er maar armoedig en vergeeld bij. Normaal gesproken kunnen we het land ook bemesten, maar dat heeft vooral zin als het (licht) heeft geregend. Niet aan de orde dus. Voor de koeien is er ook maar weinig te eten, wat weer minder melk en inkomsten als gevolg heeft. We voeren ze bij met het in mei gemaaide wintervoer en wachten op regen. Veel meer kan je niet doen, behalve dan een terrasje pakken.’

(Bijdrage van Bas van den Berg van Hoeve Ackerdijk)